Historie


Oprichting

De geschiedenis van Panoplia begint ietwat confronterend. Panoplia is begonnen als een afdeling van het Delfts dispuut der C.S.F.R., Johannes Calvijn. Tot begin 1963 waren zowel Leidse studenten als Delfteriken daar lid. Dat kon natuurlijk niet lang goed gaan, en op 23 januari van dat jaar werd de eerste vergadering van de afdeling Leiden gehouden – prominent aan het Rapenburg, in het Prytaneum, huisnummer 4. Deze vergadering werd geopend door de toenmalige praeses van Johannes Calvijn, en direct bij de bestuursinstallatie ging dat verkeerd: er werden een praeses, een ab-actis (ook toen al mét streepje) en een assessor geïnstalleerd. Vanaf de derde vergadering wordt er nergens meer over een assessor gesproken. Wanneer enkele maanden later een nieuw bestuur aantreedt, wordt dezelfde persoon enkel nog als quaestor aangeduid.

Eerste jaren

Vanaf dat moment begint het dispuut langzaam te gedijen. Interessant is de zogeheten ‘imagecommissie’, die in oktober 1967 wordt opgericht. Deze wordt bij haar oprichting geacht voor eigen briefpapier te zorgen, waar zij dan ook een sub voce en een logo voor nodig zal verzorgen. Als sub voce wordt in 19 december dat jaar gekozen voor Efeze 6:11a (‘Doet aan de gehele wapenrusting Gods’), wat nog altijd in het huidige logo terug te zien is. Dit logo is overigens van later tijd; men kiest in 1967 nog voor een logo (dat heette toen een ‘embleem’) waar een davidsster en een kruis in zijn verwerkt, met het sub voce eromheen. Panoplia telde toen een kleine 30 leden, en eigen briefpapier had voor dit kuddeke grote gevolgen. Uit het ab-actiaal jaarverslag: ‘Negentienachtenzestig was ook het jaar dat ons dispuut eigen briefpapier kreeg. Hiervoor was een contributieverhoging [van f15,- naar f20,-, WD] nodig, die echter slechts met moeite goedgekeurd werd.’ Gelukkig verbeterde de sfeer al snel, want datzelfde jaar ‘werden er door het bestuur borrels georganiseerd die zich in grote belangstelling mochten verheugen’ Een gouden vondst, want de belangstelling voor borrels is in de afgelopen 48 jaar niet verminderd. Het relatief lage aantal leden (voor C.S.F.R.- begrippen toen niet eens zo laag) stelt het dispuut voor verschillende uitdagingen. Leden functioneren vaak in veel verschillende commissies, ouderejaars blijven vaak lang actief en het moeilijkste is vaak nog wel het vragen van f.t.-bestuursleden. Er is hooguit één vrouwelijk bestuurslid per bestuur, soms geen enkele. Regelmatig nemen bestuursleden aan twee besturen deel, vaak wel in verschillende functies. Strikt genomen heeft am. Engelfriet zelfs drie verschillende functies bekleed: assessor (1963), ab-actis (1963) en praeses (1965). Eind 1966 moet de praeses zich terugtrekken en neemt de quaestor zolang ook maar de praesidiale taken waar, wat de gang van zaken bij de bestuurswissel in januari aardig ingewikkeld maakt.5 En in 1973 is de animo voor het praesidiaat zo gering, dat de zittende praeses nog een paar maanden aanblijft tot er wel iemand bereid is het van hem over te nemen. Wanneer in september 1975 Panoplia als laatste C.S.F.R.-dispuut haar dispuutsjaar gelijk laat lopen met het collegejaar, blijft de praeses nog een jaar in functie.

Groei

Het aantal leden neemt gestaag toe. Vanaf het eerste begin vinden we ook convocaten. Die convocaten worden langzaam uitgebreider en beginnen steeds meer de functie van de huidige ab-actismail te vervullen. Op den duur krijgen de convocaten de naam Prealabel, komt er een jaargangnummer op te staan, en in 1978 wordt besloten de Prealabel tot dispuutsorgaan (of ‘Panoplialijfblad’ of ‘dispuutskrant’) om te bouwen. In jaargang 1, nummer 1: ‘Met grote vreugde geven wij u kennis van de geboorte van het eerste, enige echte Panoplialijfblad. Wij noemen het “Prealabel”’. Zoals elk vergelijkbaar blad in die tijd is het op A4-formaat, gestencild en geniet. Het ‘embleem’ staat groot op de voorkant. Denkt u in: de quaestor wordt normaal gesproken als eerste gedechargeerd, maar in dit geval heeft de quaestor op dat moment zelf de hamer vast. Hoe zou u dit oplossen? De precieze gang van zaken is niet goed uit de notulen op te maken, wel is duidelijk dat am. Houtman goed oplet of alles wel gaat zoals het hoort. Het zal dus wel ordelijk opgelost zijn, zo’n man zou later niet voor niets erelid worden. 20 voorkant. De Prealabel lijkt in de begintijd nog altijd op een uitgebreide ab-actismail (al wel met cartoon!), maar vanaf de derde jaargang komen er steeds meer ingezonden artikelen in. Het niveau van de artikelen stijgt vanaf dat moment langzaam, de Prealabel wordt steeds dikker en de lay-out wordt steeds beter (men stapt in 1990 over op A5-formaat), tot en met de Prealabel waar het dispuut nu met recht trots op mag zijn. Een ander teken van het groeiende dispuut is de uitbreiding van het bestuur met een adiutor. De HV waarop een definitief besluit moet vallen, verloopt chaotisch, en na enkele stemmingen blijken de statuten zo gewijzigd te zijn dat er wel een adiutor komt, maar deze geen taakomschrijving heeft. Op de volgende HV wordt dit rechtgezet, en in 1986 wordt de eerste adiutor geïnstalleerd. De eerste drie adiutores zijn overigens amici; pas in 2002 grijpen amicae definitief de macht in het adiutoraat. In 1985 wordt de ‘ΠΑΝΟΠΛΙΑ-liedcommissie’ geïnstalleerd, met als taak het verzorgen van een nieuw dispuutslied. Dit lied wordt gebaseerd op een gedicht dat am. Arie van der Knijff in 1984 in zijn aspiranttijd heeft gemaakt. De melodie van gezang 301 uit LvdK wordt hiervoor gebruikt, en op de HV van 27 november wordt het lied ten gehore gebracht en ‘met algemene stemmen’ goedgekeurd. Welk lied er tot dan toe als dispuutslied dienst doet, is niet duidelijk, maar de verzuchting in de notulen dat Panoplia eindelijk over een ‘waardig dispuutslied’ beschikt, spreekt boekdelen. In de jaren negentig lijkt de man-vrouwverdeling op Panoplia wat te veranderen. Of emanciperen de amicae zich? In elk geval mogen er in 1989 voor het eerst (!) twee amicae achter de bestuurstafel plaatsnemen, en wordt op 14 juni 1990 de eerste vrouwelijke praeses in de dispuutshistorie geïnstalleerd. Vanaf dat moment wordt het aantal amicae en amici in het bestuur meer gelijkgetrokken, maar pas in 2007 bestaat het bestuur (Duijster) voor het eerst uit meer vrouwelijke dan mannelijke bestuursleden. Vanaf de jaren negentig In 1990 bestaat het dispuut uit zo’n vijftig leden, maar in de jaren daarna begint het dispuut steeds sneller te groeien, tot het ledenaantal zich rond de honderd stabiliseert. Daarnaast lijkt het dispuut wat te ‘verlinksen’, wat ook negatieve gevolgen heeft: opvallend veel leden in die tijd vermelden in hun afscheidsbrieven als reden van hun vertrek het weinig behoudende karakter van het dispuut. Ook is er in de jaren negentig steeds meer studentikoziteit in de notulen te bespeuren. In 1992 wordt de eerste HV in wijkgebouw Staalwijk gehouden; de omringende bewoners zouden het vijftien jaar met ons uithouden. Het logo uit 1967 heeft het achtentwintig jaar uitgehouden, maar in 1995 verschijnt het huidige logo op de Prealabels en convocaten. De davidsster en het kruis moeten plaats maken voor de bekende wapenstrijder; het sub voce blijft, maar in een ander lettertype. Eind jaren negentig wordt er ook besloten een vaandel aan te schaffen, en wordt er een vaandelcollege opgericht. Deze commissie blijft lang in gebreke, maar eind 2000 komt er schot in de zaak: Het Vaandelcollege heeft zich van haar taak gekweten en het begin is er. Iedereen kan intekenen voor een kleur. Het ontwerp is al vastgesteld. Er is een vaandellied gemaakt en dat zal worden aangeleerd. Het zijn eigenlijk twee liederen. Het eerste zal worden gezongen als het vaandel wordt binnengebracht en het tweede dat een meer gedragen karakter heeft, zal worden gezongen als het vaandel hangt. We gaan oefenen. Voor de gelegenheid is er een interimvaandel gemaakt, die met de grootste voorzichtigheid uit het koffertje wordt gehaald. De oefening is een groot succes en we zijn trots dat het begin er is.’ En jawel, een half jaar later: ‘Daarna wordt het vaandel binnengedragen onder muzikale begeleiding en opgehangen. Vol trots zingen we het vaandellied. Het mag alleen aangeraakt worden wanneer men handschoentjes aan heeft. Ama. Franca vindt het maar niks dat het vaandel er hangt. Volgens haar is het een mos dat het Vaandelcollege niets doet. Maar meneer de praeses vertelt dat mores evolueren.’ Rond die tijd krijgt Panoplia ook haar site, die ook al onmiddellijk ‘Pagina Domus’ heet. Men doet dan nog niet zo moeilijk over privacy en internet, want eind 2001 wordt er pas besloten dat onder andere het ledenbestand achter een wachtwoord moet komen. Tegelijkertijd raakt het brallied ingeburgerd op het dispuut, dat spontaan is gedicht in een van de vele cafés die Leiden rijk is. De melodie hiervan is geënt op het Amerikaanse Oh my darling, Clementine. In 2004 wordt er een motie aangenomen om het bestuur nogmaals uit te breiden, en in 2005 wordt de eerste vice-praeses geïnstalleerd.

Heden, in 2024, is Panoplia, Leids dispuut der C.S.F.R., nog steeds een bruisende Christelijke studentenvereniging van ca. 110 leden, met vele commissies en gemiddeld twee activiteiten per week. Hopelijk mag het dispuut nog lange tijd haar eigen geschiedenis schrijven!

De bovenstaande beschrijving van de geschiedenis van het dispuut Panoplia is een verkorte en bewerkte versie van “Ab disputate condita – wat ons is wedervaren” van Am. Wouter Doorn (oud-lid), september 2010.